We gingen op pad. Naar een kleutervriendje, zijn dreumesbroertje en hun moeder. De kleuterzoon en peuterdochter waren enthousiast. ‘We moeten met twee bussen hè?’ wist de kleuterzoon. En ‘Hij is mijn vriend’ vertelde de peuterdochter.

Er werd heerlijk gespeeld, men bouwde een treinbaan, speelde buiten en deed een leeuw na (uiteraard). Toen het tegen de middag liep gingen we lunchen.

Tijdens het tafeldekken kwam de peuterdochter naar me toe met de vraag of ze op de stoel van het kleutervriendje mocht zitten. Dat wist ik natuurlijk niet, dus ik vertelde haar het aan hem te vragen.

Zo gezegd zo gedaan en ze legde haar vraag aan haar kleutervriend voor. Hij dacht eens even na en nam haar vervolgens mee naar de stoel. Ik heb het antwoord niet gehoord, maar toen ik weer keek zaten ze heel gezellig samen op de bewuste stoel. Dat losten ze toch prachtig op zo vonden wij van de mamma-kant.