De peuterdochter is dus ziek. Ze heeft keelpijn en koorts en is bij tijd en wijlen een heel zielig vogeltje. Op andere momenten is ze grappig genoeg eigenlijk best blij. Dan gaat ze lekker spelen, vertelt met haar schorre stemmetje allerlei verhalen en maakt zelfs gewoon ruzie met haar broer.

Het leidt wel tot komische situaties moet ik zeggen. Zo zat ze laat op de avond op mijn schoot te gloeien toen er een opleving kwam. ‘Mamma, de maan is stuk. Het is buiten donker en ik kan hem helemaal niet zien.’ Waarop ze In de maneschijn begon te zingen.

Ook houdt ze er opeens boeiende voorkeuren op na. Met knuffelbeesten heeft ze nooit veel opgehad, maar opeens wil ze graag slapen met haar klean kanteen tuitbeker in haar armen. Wat ik overigens van harte toejuich, want drinken is in haar toestand een buitengewoon goed idee.

Waar ik bij zieke kindjes altijd een beetje over twijfel, is naar buiten gaan. Bij slecht weer gebruik ik ziekte als excuus om binnen te blijven, maar op een mooie dag kan ik het mezelf en de andere kids niet echt aandoen om op de bank te blijven hangen.

Maar ergens voelt het toch ook vreemd om met een ziek kind op pad te gaan. Aan de andere kant, frisse lucht kan nooit verkeerd zijn, en of ze nu binnen of buiten ziek zijn maakt ook niet echt uit lijkt me.

Dus zorg ik er voor dat het zieke kind lekker in de kinderwagen, op een kleedje of in een drager/doek kan liggen en ga gewoon naar de speeltuin en de supermarkt. Bij oplevingen kan er dan worden gegleden of geschommeld en anders is het slapen in de buitenlucht. De peuterdochter vond het in ieder geval fijn.