Dit prachtige cliché houd ik mezelf geregeld voor op het ogenblik. De dreumesdochter is een wat overhoophalende, halsbrekende periode aanbeland namelijk. Ze schept er groot genoegen in om lades, kasten en mandjes met spullen die niet van haar zijn overhoop te halen.

Ons huis is inmiddels tamelijk dreumesproof in die zin dat ze geen dingen tevoorschijn kan toveren waarbij de kans bestaat dat ze zich er aan bezeert. Maar alles waar ze niet aan mag komen buiten haar bereik zetten is ook geen doen.

Dus is het kastje met doekjes en vuilniszakken geregeld helemaal leeg, liggen er pannendeksels door de kamer, zwerft de inhoud van de plasticbak in het rond en meer van dat soort toestanden.

De ervaring leert dat deze onhandige interesse vanzelf over gaat en dat steeds maar wijzen op het feit dat het niet mag contraproductief werkt. Ik ruim dus maar stilzwijgend op. De hint is vast duidelijk.

Spannender voor mijn moederhart vind ik de recente gewoonte om op de zitting van de kinderstoel te gaan staan. Inmiddels hebben we de baby-inzet maar verwijderd want dat ding zorgde alleen maar voor extra gevaar.

Nu hoop ik dat de uitdaging van het in en uit de stoel klimmen snel verdwijnt. Dan kan ik zelf weer met een gerust hart zitten.