Ik moet rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en
weer doorgaan.
Ik kan nu niet blijven, ik kan nu niet langer blijven
staan.

Laatst hoorde ik dit liedje van Herman van Veen weer eens voorbijkomen en het was prachtig van toepassing op onze woensdag.

Na een gebruikelijke ochtendspits had ik om tien uur een examen Engels. Daar ging al wat geregel aan vooraf want de dames en heren op mijn school hebben besloten dat de examens buiten de reguliere schooltijden moeten vallen en lijken te denken dat het werkdeel van werken en leren compleet flexibel is.

De praktijk is anders en ik had tegelijkertijd een ochtenddienst gepland staan. Gelukkig waren er wat flexibele collega’s die me uit de brand hielpen. Na het examen snel door naar mijn werk, zodat ik het laatste stukje van de dienst wel voor mijn rekening kon nemen.

Vervolgens een afspraak met een begeleider om te praten over de voortgang in het leerproces. Er werden spijkers met koppen geslagen, en opleidingstechnisch was het derhalve een zeer goede dag.

Het volgende agendapunt was de city night run in Alkmaar. Op zichzelf pas om half tien ’s avonds, maar ja, Alkmaar is niet naast de deur. Dat vroeg om wat logistieke toestanden.

De kids vroeg uit de opvang, in de avondspits in de trein, het spul afgeven in Uitgeest bij opa en oma, omkleden en door naar Alkmaar. Gekkenwerk eigenlijk, maar de nightrun was wel erg leuk.

We liepen tien kilometer. De man deed daar zo’n veertig minuten over, ik had de helft meer tijd nodig. Ik had ooit de hoop binnen het uur te lopen, gezien de voorbereiding en hectiek was ik eigenlijk best tevreden met een uur en vier minuten.

Welverdiende medaille dacht ik zo!