Ooit, toen ik nog heuse blog ambities had en er zelfs wel eens een opdracht uit mijn online gewauwel voortvloeide, hield ik er thema’s op na waar ik zo nu en dan wat over schreef. Één van die thema’s was guilty pleasures.

Als je die term in de zoekfunctie van dit blog invoert, krijg je in de resultaten stukjes over late night MacDonalds, koffie onder de douche, binge watchen van zekere series met daarin zekere mannen en meer van die dingen. Ik had zelf wel lol in het teruglezen ervan. Ondanks het feit dat ik bepaald niet beroemd ben geworden met mijn geblog, is het als herinnering/naslagwerk erg leuk. Dat is ook wat waard.

Ik moest weer eens aan de guilty pleasures denken toen ik zaterdagmiddag in de supermarkt de verleiding niet kon weerstaan en een zak borrelnootjes in mijn boodschappen wagentje deed. Meestal kan ik me nog wel inhouden, maar deze nootjes vind ik zo gruwelijk lekker dat ik soms bezwijk.

De grap is dat het hier over een heel specifiek soort borrelnootje gaat. Namelijk die van Duyvis en dan de smaak Provencale. Ik heb geen idee wat ze daar precies in hebben gestopt, en wellicht is dat ook maar het beste. Maar een verslavend goedje moet het toch zijn. Onweerstaanbaar vind ik deze gevallen.

Recent leerde ik tijdens het luisteren van een podcast dat ik niet de enige ben die nogal gecharmeerd, of juist niet dat is net hoe je het bekijkt, is van deze nootjes. Toen ik luisterde naar Tweewielers (geklets over wielrennen, ik hou er van), vertelde Martijn Hendriks dat hij na de één of andere monstertocht een halve kilo van zijn en mijn guilty pleasure naar binnen werkte.

Dat deed mij bijna overwegen om ook een fietstocht van vijfhonderd kilometer te gaan ondernemen, want een halve kilo van deze nootjes klinkt me als muziek in de oren. Vijfhonderd kilometer achter elkaar fietsen klinkt dan weer minder realistisch, dus ik hou het maar bij af en toe een bescheiden schaaltje.