We voeren op mijn werk de laatste weken geregeld discussies over cohortering. Het concept waarbij een gehele afdeling dicht gaat en iedereen in beschermende kleding werkt vanwege een infectieziekte. Dit wordt doorgaans gedaan als er sprake is van een zogenaamd onbeheersbaar cohort omdat de persoon met de infectieziekte redelijkerwijs niet in quarantaine te houden is. Dat is nogal eens het geval bij mensen met dementie.

Het was me nog niet eerder opgevallen, maar het tweede deel van het woord cohortering is een nogal passende omschrijving. Zo’n cohort is namelijk een verschrikking. En tot mijn grote ellende is er bij twee afdelingen op onze pg weer sprake van cohortverpleging.

Dat was eerder in de pandemie helemaal logisch en goed verdedigbaar. Maar nu covid een wat endemisch karakter lijkt te krijgen en de maatregelen in de rest van de maatschappij bijna volledig zijn afgeschaald, vind ik dat persoonlijk lastiger worden.

Het voelt voor mij in alle eerlijkheid alsof de voordelen van de cohortering niet meer opwegen tegen de nadelen. Want er zijn namelijk nogal wat nadelen. Sommigen liggen nogal voor de hand; de afdeling op slot is voor de bewoners natuurlijk een drama, net als voor hun naasten. Daarnaast is de beschermende kleding zowel voor de bewoners als het personeel waardeloos.

Een nadeel wat er indirect uit voortvloeit werd me afgelopen week pijnlijk duidelijk. Je wordt als zorgverlener gewoon minder scherp als je het continu oncomfortabel warm hebt in een plastic zweetpak.

Één van de dames kwam nadat ze verzorgd werd naar de woonkamer gewandeld. Ze was wat verdrietig. Het betrof een dame die ik nog niet bijzonder goed kende. Zo gaat het soms, vaak ben ik betrokken bij bewoners die op fysiek of gedragsmatig vlak wat ingewikkelder zijn. En zo kan het zijn dat ik sommige mensen gewoon wat minder goed ken.

Maar goed, ze was dus wat verdrietig en toen ik dat constateerde feliciteerde een collega me met de kleuterdochter. Ik dacht even heel snel een combinatie te maken en pakte er wat foto’s van mijn jarige meisje bij. Immers, plaatjes van kinderen doen het altijd goed bij oudere mensen. Een quick fix, zogezegd. De dame keek met interesse naar de foto’s en ik was alweer bijna doorgelopen.

Toen ik dat wilde doen zag ik echter precies nog een traan over de wang van deze dame. Met lichte tegenzin ging ik weer naast haar zitten, want ik had er eigenlijk geen zin in. Het pak zat me na tweeenhalf uur hard zweten erg in de weg.

Wat maakt je zo verdrietig? Was mijn vraag terwijl ik met mijn ingepakte handen haar hand pakte. En ze fluisterde heel zachtjes dat ze ze ook zo graag had gehad. Daarbij doelende op mijn kinderen.

KRAK. Zei mijn hart. Wat een groot verdriet is dat. En daar op dat moment voelde ik me even heel schuldig. Dat ik geen zin in haar verdriet had gehad en ook dat ik haar met de quick fix had willen opvrolijken.

Ik ben nog even blijven zitten. Vroeg of ze het vervelend had gevonden dat ik mijn kids liet zien (bleek niet het geval) en erkende vooral haar verdriet. Want dat verdriet mag er zijn. Ook als je dementie hebt. En al helemaal als je ook nog met die stomme cohortering opgescheept zit.

Overigens kan een dergelijke situatie zich uiteraard ook voordoen zonder dat cohort. Sterker nog, dat gebeurt. Maar ik merk aan mezelf dat ik dat zonder de cohortstress veel beter kan aanvoelen en opvangen. En wat mij betreft is alleen dat al een goede reden om nu met de hele cohortpoppenkast te stoppen.