De man fietste van de week ‘s avonds betrekkelijk laat na zijn hardlooptraining naar huis. Dat doet ie twee keer per week dus in feite niets bijzonders. Hij belde op om te melden dat ie er aan kwam toen hem schijnbaar de weg werd gevraagd. Ik hoorde hem een vraag terug stellen gevolgd door een klap. En toen was het stil. Verrassend stil eigenlijk.

Een paar hele lange seconden later hoorde ik de man zich wat verbaasd weer tegen mij richten. ‘Ik geloof dat er zojuist een ongeluk is gebeurd’. Op mijn vraag of hij ok was reageerde hij gelukkig bevestigend en dat was het einde van ons gesprek. Hij ging 112 bellen. Een minuut of tien later hoorde ik allerlei sirenes voorbijkomen.

Heel vervelend allemaal, er bleken twee auto’s op elkaar geklapt en de man stond er boven op. Gelukkig werd hij niet geraakt ofzo en was hij alleen later omdat hij getuige was. De hele toestand zette me wel even aan het denken. Sowieso schrok ik me logischerwijs een ongeluk* en ondanks dat het voor ons allemaal met een sisser afliep moest ik toch even slikken.

Dit was een soort kwetsbaarheid waar ik nog niet eerder echt bij stil had gestaan. Natuurlijk moet ik er niet aan denken dat de man iets overkomt. Maar daarnaast moet ik er nog veel meer niet aan denken de kindjes te moeten vertellen dat er iets met hun vader gebeurd zou zijn.

Ik sta er verder maar niet te lang bij stil. Dan word ik knettergek vermoed ik. Maar mijn automatische ‘doe voorzichtig’ bij vertrek is wel weer even wat bewuster.

* Wel een toepasselijke woordkeuze zo leek me