We gingen op pad. Naar een kleutervriendje, zijn dreumesbroertje en hun moeder. De kleuterzoon en peuterdochter waren enthousiast. ‘We moeten met twee bussen hè?’ wist de kleuterzoon. En ‘Hij is mijn vriend’ vertelde de peuterdochter. Er werd heerlijk gespeeld, men bouwde een treinbaan, speelde buiten en deed een leeuw na (uiteraard). Toen het tegen de middag liep gingen we lunchen. Tijdens het tafeldekken kwam de peuterdochter naar me toe met de vraag of ze op de stoel van het kleutervriendje…