In het groentepakket van vorige week zaten gele en oranje wortels, een knolselderij en zoals altijd, aardappelen. Tijd voor stamppot dus. Ik schilde de aardappelen en wortels, slachtte de knolselderij, sneed de hele handel in stukken, mikte het in een pan met water, op het spreekwoordelijke vuur (inductie hier) en twintig minuten later wilde ik gaan stampen.

Wilde dus. Want toen ik de la open ging doen om de stamper te pakken bekroop mij een onheilspellend gevoel. Er was iets met dat ding. En inderdaad, hij lag er niet. Ik had hem in de prullenbak geknikkerd eerder die week. Hij kwam namelijk uit de vaatwasser met water er in. Dat water druppelde er langzaam uit en dat leek me de toestand van de la én de kwaliteit van de te maken stamppotten nou niet te goede komen.

We aten daarom stukken aardappel en groenten in plaats van stamppot afgelopen zaterdag. Het was lekker, maar veel te veel. Dus het restant ging de koelkast in. Handig voor maandag. Toen had ik alleen weer hetzelfde probleem, en deze keer dan wat nijpender. Zo’n restje is gewoon lekkerder als je het stampt en opbakt.

Tot mijn grote vreugde kreeg ik toen een ingeving. Ik heb namelijk gewoon een staafmixer liggen. Dat zou toch moeten kunnen werken leek me. Echt, waarom heb ik dat nou nooit eerder bedacht? Het werkt als een trein namelijk. Hele fijne puree die de peuterzoon heerlijk vond. Voor mijzelf was het iets te fijn, maar dat loste een handvol nootjes voor de bite prima op. De dreumesdochter vond het niet bijzonder, what else is new?

Ik geloof niet dat ik een nieuwe stamper ga kopen.